donderdag 17 december 2015

De Reis

Twaalf en een half jaar geleden begon onze reis samen. Hij was klein en rood en riep mij vanuit zijn kooitje. Ik koos hem en nam hem mee. Samen met een iets rustiger en zwart exemplaar.

Ik noemde hem Timo, want dat bekte zo lekker. We woonden met z’n drietjes op een zolder en sliepen samen in één bed. Hij klom in mijn been als ik het voer pakte. Eén keer viel hij uit het zolderraam. Hij was sneller beneden dan ik. Alleen zijn hakken hadden schaafwondjes.

In de weekenden nam ik ze mee, naar mijn vriendje in Amsterdam. Nog altijd pasten ze samen in één mandje. In de trein en tram. Ik trok veel bekijks. Op kerstavond liep hij met zijn staart door de kaars; hij had het niet door. Ik bluste hem, en het huis stonk.

De verkering ging uit en ik kocht een appartement. Vakkundig maakte mijn vader het balkon dicht zodat Timo en zijn broer veilig buiten konden zitten. Om half negen vond hij het meestal welletjes en jengelde hij net zo lang tot ik naar bed ging. Zijn broer werd ziek en stierf. Hij was pas vier.

Een nieuwe man deed zijn intrede. Een blijvertje. Al snel trokken we bij hem in. Een echt huis met een tuin. Timo vond het er heerlijk. Hij was nog jong en ving libellen en motjes die hij trots mee naar binnen nam. Kleine balletjes wist hij altijd in de convectorput te meppen, zodat ik op mijn buik op de grond mocht liggen om ze er uit op te diepen. Maar het liefst lagen we samen op de bank – zijn warme lijf tegen het mijne.

Na de man kwam de baby. En weer een nieuw huis. Timo vond alles best. Hij bleef altijd een kleuter en zat soms halve nachten buiten te miauwen tot hij naar binnen gelaten werd. Ondanks een kattenluik. Hij aanvaardde de baby en zij hem. Ik bleef hem onvoorwaardelijk lief hebben, ook al plaste hij soms in huis.

Afgelopen jaar werd Timo steeds magerder. Bij het jaarlijkse doktersbezoek bleken zijn nieren dienst te weigeren. We gaven hem medicatie en een aangepast dieet. Het leek goed te gaan.

Tot vorige week. Zienderogen viel hij af. Hij rook niet fris en ging minder eten. Hij was uitgedroogd. Hij kreeg drie dagen achter elkaar een infuus. “Sommige katten knappen op en gaan zo nog een half jaar mee.” Maar Timo niet. Daags na de behandeling stopte hij met eten. Lopen werd moeizaam, springen ging niet meer.

Met tranen in mijn ogen belde ik de dierenkliniek. Donderdag eindigde onze reis definitief. Samen met mijn dochters heb ik hem begraven in de tuin waar ook zijn zwarte broer ligt. Onze reis eindigt waar hij begon.

Timo heeft zijn negen levens erop zitten. Hij heeft mij begeleid van een onzekere jonge vrouw naar de volwassen moeder die ik nu ben. Dank je wel lieve Timo. Wat was het fijn.

woensdag 16 december 2015

Stroopwafels bij het graf

Ik wilde voor de site van De Leukste Kinderen schrijven over hoe ik worstelde met de ziekte en dood van mijn kat, maar dan vooral als moeder van een kind dat dit bewust zou meemaken. Hoe moest ik het aanpakken? Hoe zou zij het ervaren?
De column is geplaats en de tekening die Minke maakte is er bij afgebeeld. Hier kun je de column lezen.

zondag 6 december 2015

Onrechtvaardigheid

Ze stelt me de vraag die ze me meerdere keren per dag stelt. De vraag waarop geen antwoord is. De vraag die niet echt om een antwoord vraagt. De vraag waaruit haar wanhoop en frustratie klinkt.

Waar heb ik dit aan verdiend?

Ik heb een drietal reacties in mijn repertoire. De simpelste: domweg niet antwoorden. Een grapje: "je stond verkeerd in de rij toen de ziektes werden uitgedeeld." Of nummer drie, de waarheid: "Pure pech."

Die dag kies ik voor een variant op optie twee. Ik houd graag de sfeer opgewekt, want treurnis hangt voortdurend in de lucht. Ik vraag: "Ik weet 't niet, misschien door iets in een vorig leven?".

Stilte aan de andere kant van de tafel. Op zich is dat niet ongebruikelijk, dus ik ben me nog van geen kwaad bewust. Later komt ze er op terug. Dat ze het niet fijn vindt dat ik dat heb gezegd. Ik bied mijn excuses aan. Vraag haar of zij zelf denkt dat er een kern van waarheid in zit. "Nee". Dat lijkt mij een goede reden om het los te laten.

Maar dat doet zij niet. Met de uren, en wat later dagen zouden blijken, groeit haar boosheid. Mijn opmerking, maar vooral haar interpretatie ervan, beheerst haar volkomen.

Zij verdraait mijn woorden en geeft ze een betekenis die ik er niet in legde. Ik word ten onrechte beschuldigd van iets en er is geen vezel in haar lijf die mij ooit mijn gelijk zal geven. Of vergeven.

Ik word nog één keer boos. Dan laat ik het rusten. Want misschien voel ik nou heel even een fractie van haar frustratie. De frustratie die haar die ene vraag meerdere keren per dag doet stellen.


Gekluisterd aan een stoel, haar huis, haar haard
Haar leven al vele jaren niks meer waard
Slechts vreugde in een sigaret
Nooit heeft zij haar ziekte aanvaard

donderdag 19 november 2015

Comfort Zone

Als startende ondernemer loop ik met regelmaat tegen mijn beperkingen aan. De meeste weet ik op te lossen door hulptroepen in te schakelen. Maar soms moet ik het echt zelf doen. En dat valt heus niet altijd mee.

Met een plan maar weinig zakelijke kennis zegde ik vorig jaar mijn baan op. Financiën, belastingdienst, verzekeringen - ik ben er geen expert in. Maar dit zijn bij uitstek onderwerpen waar vele mensen zich wel in hebben gespecialiseerd. En er is altijd wel iemand in mijn netwerk die me het een en ander wil uitleggen. Een website bouwen bleek ik ook echt niet te kunnen. Daarom schakelde ik een professional in; een waardevolle investering.

So far so good. Nu alleen nog klanten. Ik had geluk met wat exposure in de media maar mijn klantenbestand moet zich nu echt wel weer wat gaan uitbreiden. Daarom had ik enige maanden geleden al flyers laten maken. Twee middagen was ik langs lokale verpleeg- en verzorgingshuizen gegaan en liet ik wat stapeltjes achter. Flyeren van deur-tot-deur? Nee, dat is niks voor mijn bedrijf. Of is het niks voor mij?

Ik had altijd wel wat beters te doen: mijn site updaten, nieuwsbrieven voor een andere website schrijven, administratie bijwerken. In de veiligheid van mijn huis, in alle rust achter mijn laptop. Maar onderwijl mopperde ik dat ik geen tijd had om aan klantenwerving te doen. Afgelopen zondag had ik een pittig gesprek met mijn grootaandeelhouder. Mijn man zei het namelijk frappant te vinden dat ik wel tijd had voor het lopen met een collectebus, en niet voor flyeren voor mijn eigen goede doel. De vinger op de zere plek.

Vandaag moest het er dus van komen. Eerst het kind naar de crèche. Thuisgekomen moest ik echt een heel belangrijke aanpassing aan mijn site doen. Er lagen trouwens best veel koekkruimels op de bank die nodig opgezogen moesten worden. En die was, die riep om opgevouwen te worden. MAAR NU MOET JE ECHT GAAN SIMONE.

Met lood in mijn schoenen en gewapend met een tas vol flyers ben ik langs de deuren gegaan. Elk knerpend kiezeltuinpad sneed door mijn ziel. Maar elke brievenbus zonder 'nee-nee' of 'nee-ja' sticker liet zich gedwee openen en slikte mijn flyer in. Gaandeweg leek er een last van mijn schouders te vallen. Mens, wat was ik goed bezig. Ik en mijn gezin: mijn eigen goede doel. Daarvoor wil ik best wat grenzen overschrijden.

donderdag 12 november 2015

Oma's lot

Bij les drie van de vervolgcursus columns/blogs schrijven kreeg ik niks uit mijn pen. Alhoewel, vele drafts maar geen eindresultaat. De les erna lukte het wel. De opdracht was om een column te schrijven naar aanleiding van een flard tekst die je ergens om je heen hoorde. Bijvoorbeeld op de radio of tv, die je aanzet en je halverwege in een zin valt. Of iets dat je hoort als je voorbij fietst. Ik zat die week op een terras en zag een tafereel. Geen flard in auditieve zin, maar meer een visuele flard. Het leidde tot het verhaal dat ik al veel langer in mijn hoofd had.
Hier kun je 'm lezen.

woensdag 30 september 2015

Duurzaamheid met grenzen

Vroeger was het leven simpel. We hadden zure regen in de jaren tachtig. Dat kwam door de uitlaatgassen dus pakten we wat vaker de fiets. Daarna kwam het gat in de ozonlaag. Dat kwam door spuitbussen. Ik heb een deo-roller en gebruik nooit haarlak. Maar dat moderne gedoe met ‘duurzaamheid’ - ik word er knap nerveus van.

Eigenlijk dacht ik ontzettend goed bezig te zijn met het afvalscheidingsstation in mijn nieuwe keuken: papier, koffiecupjes, plastic, gft en restafval. In de schuur het oude glas, in de trapkast lege batterijen. Way to go, Simone! Maar op internet word ik doodgegooid met verpakkingsvrije winkels en allerlei manieren om zo schoon mogelijk te leven. Zo lees ik op het blog van Leven zonder Afval recepten voor zeep, deodorant, tips over het haken van wasbare make-updoekjes en waar ik herbruikbare menstruatiecupjes kan kopen. Ik schiet prompt in de stress. Ik doe het allemaal verkeerd. Ik help de aardbol naar de klote. En mijn kindertjes dan? Dan begint mijn brein te kraken. Die siliconen cupjes, hoe worden die eigenlijk gemaakt? Is het wassen van die zelfgemaakte wattenschijfjes ook eigenlijk niet gewoon heel slecht voor het milieu? Worden de kokosnoten waarvan de olie in de huisgemaakte deodorant moet wel geoogst door mensen die er een beetje een aardig salaris aan overhouden? En dan bedoel ik niet de directeur.

Ja, ik ben voorstander van weinig verpakking, onbespoten appels en van kleding die niet is gemaakt door kinderhandjes. Maar ik zou er toch werkelijk een dagtaak aan hebben als ik van alles dat ik koop eerst moet achterhalen hoe, waar en door wie het is gemaakt. Of er dieren zijn gebruikt in het productieproces en of de vrachtwagen wel op groene diesel reed. Er zijn te veel onzekerheden. Ik weet gewoonweg niet waar te beginnen. Met als gevolg dat ik nergens begin.

Misschien moet ik het maar simpel houden, net als toen met die zure regen. Weer wat bewuster de fiets pakken. Zeker als ik wattenschijfjes ga kopen.

zondag 6 september 2015

Leren schrijven


Minke zit in groep 3 en zij leert schrijven. Ik weet mijn eerste geschreven woorden nog, jullie? Maar wat zegt dat over onze verdere kijk op de wereld? Lees mijn gedachtenkronkels hier.

zaterdag 30 mei 2015

vrijdag 15 mei 2015

Barst

Het heeft even geduurd, maar ik maakte toch weer een column. Ik ben niet super tevreden moet ik zeggen. Ik kreeg het niet zo goed verwoord, dat wat in mijn hoofd  zat.
Volgende keer beter?

Hier de link.

zondag 26 april 2015

Kinderpartijtjes

Mijn column over kinderpartijtjes, stille concurrentie tussen ouders en de kosten van al dat gefeest: lees het hier.

donderdag 16 april 2015

Voor twee sterke vrouwen

Ik maak nooit iets mee, maar woensdag had ik zo'n vreemde dag.

Ik was op de fiets. Eerst de kleuter naar school en toen zou ik op ziekenbezoek. Het was koud. Veel kouder dan zou moeten voor de tijd van het jaar. Bijna fietste ik terug naar huis om de auto te pakken. Maar toen dacht ik aan de zieke en besloot te fietsen. Zij is een doorzetter en had onlangs nog tegen me gezegd dat fietsen echt goed voor me is.

Op de heenweg was ik bezig met wat ik zou doen, tijdens het bezoek. Of ik zou praten of zwijgen. Een hand vasthouden. Of ik zou moeten huilen. Terwijl ik dat overpeinsde, en een van mijn koude handen in mijn jaszak propte, zag ik op het fietspad een dode kikker. Er waren redelijk wat sloten in de buurt. Waarschijnlijk op zoek naar woestere wateren, of een wijfje, was het arme dier door een fietser of brommer geschept. Denkend aan vakanties met kikkerdril en een pad in de afvoer van het zwembad, peddelde ik het dorp uit. Het gigantische ziekenhuis doemde uit de mist voor me op.

Op de terugweg was ik beduusd. Het was minder koud dan een half uur eerder. Of het raakte me gewoon niet meer zo. De mist leek ook minder, maar mijn hoofd was des te mistiger. En toen zag ik er weer één: groot en plat met bloed erbij. Daar bleef het niet bij. Op de verdere terugweg zag ik er minstens vier. En toen ik bijna thuis was, ook nog een vlinder. Hoewel redelijk heel, onmiskenbaar niet meer in leven.

De rest van de dag zat mijn hoofd vol dode kikkers. Kikkers die nooit meer zullen kwaken, springen of kikkerdril maken. Plotseling, in de bloei van hun leven, platgereden. Domme pech.

En nu nog even een gedicht. Het is van M. Vasalis en ik heb het gekozen omdat sterven mijn week beheerst.
 
Sub Finem
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten-
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen- en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan
 
(naar Guus Middag)

zondag 5 april 2015

10-minuten-column

Ik maak nooit iets mee. Maar dinsdag toevallig wel.
Na een waardeloze nacht met een huilerige dreumes die in mijn bed lag, begon de ochtend later dan noodzakelijk was. We liepen uit en uiteindelijk vertrok ik pas na half negen met voorgenoemd kind in de bakfiets richting crèche. Het stormde onbedaarlijk en ik hield het gevaarte met mijn kostbare vracht maar nauwelijks op de weg.
En toen gebeurde het. Daar, in de vijver vlak naast ons huis. Op een stormachtige dinsdag in maart: ik zag de eerste jonge eendjes van het jaar. Ik hield in, zette mijn voeten aan de grond. De wind maakte golven in het water. Ik voelde de lichte regendruppels tegen mijn gezicht. Mijn handen waren koud. Maar ik stond, keek en warmde op. Ik tuurde naar de moedereend met haar kroost. Ik telde er vijf. Wat moest ze trots zijn!
"Kijk, jonge eendjes!" riep ik tegen de wind in naar mijn eigen kroost. Zij zat lekker beschut onder de huif. En keek niet naar de eendjes maar recht vooruit. Met haar gedachten waarschijnlijk nog bij míjn warme bed. Ze miste zo de eerste eendjes van het seizoen. Maar mijn dag kon niet meer stuk.

En nu nog even een gedicht. Het is van Tjitske Jansen, en ik heb het gekozen omdat het weergeeft hoe je kunt genieten van heel kleine dingen.

 
(naar Guus Middag)
 

woensdag 1 april 2015

Rijksmuseum

Begin van deze maand had Minke studiedag en dus vrij van school. We gingen naar het Rijksmuseum en ik schreef er een column over. Die kun je hier lezen!

donderdag 26 maart 2015

Opperdekkerbus


En ja hoor, ik schreef er weer ééntje - dit keer over Minke en haar taal.
O, wat is het heerlijk om logisch denkvermogen, fantasie en kinderlijke vrijheid tot de mooiste woorden te zien komen.

Klik hier om 'm te lezen!

maandag 23 maart 2015

Schoolreisjeszorgen


Mijn eerste column op de site van de leukste kinderen. Klik hier om 'm te lezen!

Ik ben best trots hoor. Over 5 jaar breng ik een bundel uit: "The best of SvR". Plaats nu alvast uw reservering.

De leukste kinderen

U wist dat niet hè, maar ik heb dus de leukste kinderen.
Ook de stoutste. De vervelendste. De gehoorzaamste. De grappigste. De smerigste. De lekkerste. De gezelligste. De humeurigste.
En daarom staan er vanaf vanavond zo nu en dan columns over die kinderen van mij, het moederschap en alles dat leuk en niet zo leuk is, op de site van de leukste kinderen.

woensdag 11 maart 2015

Accepteren moet je leren

“En veel fietsen, dat is goed”, sprak hij toen ik hem ’s middags toch nog aan de telefoon kreeg. Het was de chirurg die mij een half jaar eerder van een recht been had voorzien.

Tegen beter weten in had ik naar het ziekenhuis gebeld en verzocht om een telefonisch consult. Waarover het gesprek moest gaan, vroeg de verpleegkundige. Tsja, dat wist ik eigenlijk ook niet zo goed. Gewoon, dat dat been maar pijn blijft doen. Dat het me belemmert. En dat ik er van baal.
Ik verwacht geen antwoord, laat staan een oplossing. Maar waarom laat ik me dan bellen? Om meelijwekkend gevonden te worden? Niet zo’n fraaie eigenschap.


Hij is begripvol en neemt de tijd. Als hij me al een zeurpiet vindt, laat hij dat niet doorschemeren. Ik vertel hem dat die knie mij vaak zo’n pijn doet. Na lang zitten met mijn benen gebogen, of na een drukke dag. Ik vertel hem niet dat ik zo schrik als ik wel eens dreig uit te glijden. Of dat ik niet als normaal mens vanaf de grond kan opstaan. En dat ik dat best vaak doe, met mijn dreumes. Wel vertel ik dat ik de toestand met die knie nog altijd geen plaats heb kunnen geven. Dat ik nog nauwelijks een stap dichter bij acceptatie ben dan tweeëneenhalf jaar geleden. Tot mijn verbazing zegt hij dat helemaal niet gek te vinden: “Je bent pas een half jaar geleden voor het laatst geopereerd!”. Ja, daar heeft hij eigenlijk wel gelijk in. “Maar je bent gewoon blijvend een beetje gehandicapt”.
Klap, daar val ik weer. Ik slik mijn tranen weg. De boodschap is niet nieuw, maar net zo ongenadig.


Hij vraagt of er wel verbetering is ten opzichte van voor de laatste ingreep. Ik knik. Ja, dat is er zeker. “Focus Simone”, maan ik mezelf toe. “Focus op wat wel goed gaat”. De tranen laten zich niet meer wegslikken. Ik bedank hem voor het gesprek.

Ik kijk uit het raam met de telefoon nog in mijn hand. Daar staat de auto, warm en droog. Ernaast de bakfiets. Ik moet nog naar de bibliotheek en het postkantoor. Daarna de kinderen ophalen. Ik doe mijn jas aan en pak de sleutels uit de keukenla. "En  veel fietsen, dat is goed."

zondag 8 maart 2015

Uitknop

In tegenstelling tot wat ik me ooit voornam, spreek ik dikwijls zinnen uit tegen mijn kinderen die mijn ouders destijds tegen mij zeiden. “Dan eet je maar voor de honger die komt”. “Ga toch maar even plassen”. “Korstjes zijn ook brood”. Nooit, maar dan ook nooit, zou ik ze herhalen. Maar ik was krap 18 jaar en voor een jaartje au pair, of ja hoor, daar kwamen ze zomaar over mijn lippen. In het Engels, maar toch. Ik verraadde mezelf. En ben dat blijven doen.

Momenteel is één van mijn geliefde zinnen er eentje van mijn vader. Ik hing wezenloos voor de televisie en keek wat in zijn ogen bagger was, terwijl het natuurlijk eigentijds drama was of ander heel belangrijk vermaak dat vooral niet gemist mocht worden. Dan sprak hij de gewraakte woorden “de beste knop is de uitknop” en plof, weg was het beeld, net toen het echt spannend begon te worden.

Mijn dochter is nog lang niet zo oud als ik toen, maar de zin wordt door mij met enige regelmaat gebezigd. De knop in kwestie betreft die van de televisie, maar veel vaker nog die van de iPad. Mijn kind, met de slaap nog in haar ogen, waggelt ’s ochtends haar kamer uit en vraagt of ze op de iPad mag, ook wel de ‘Aai’ genoemd. Een ander typisch oudercliché (“zijn je ogen nog niet vierkant”) ontvalt mij dan ook met regelmaat. Maar mijn dochter kijkt Winx en is verder onbereikbaar.
Als ik de knop zonder de vooraankondiging van mijn vader indruk, is de wereld te klein. Haar woedend gegil doet mijn trommelvliezen langdurig natrillen. Soms denk ik dat ík niet alleen doof word van haar oorverdovend gekrijs, maar zijzelf ook. Want haar nieuwe radio-cdspeler moet altijd zo ontzettend hard. “LET IT GO” schalt er door de luidsprekers in mijn badkamer, want daar klinkt ie natuurlijk verreweg het lekkerst. Ook dan hanteer ik dus zo nu en dan mijn favoriete dooddoener.

Het fijne van de knoppen van de iPad, de tv en de stereo is dat ik ze moeiteloos weet te vinden. Maar ik zoek al zes jaar naar de uitknop van mijn oudste dochter. Hoewel ze natuurlijk bijna altijd echt ontzettend lief is, is ze met vlagen een zeer slecht luisterend kind, dat kan stampvoeten, gillen, krijsen en janken. Hoe ik zo’n situatie ook aanpak, het is bijna altijd olie op het vuur. Die uitknop zit dan diep verborgen voor iedereen, inclusief haarzelf.

Het enige wat dan helpt is om mijn eigen uitknop te gebruiken. Ik schakel uit, ik loop weg, ik distantieer me letterlijk van haar en denk vooral heel Zen dat het voorbij gaat. Het helpt mij echt, dat uitschakelen.

Ach, die vader van mij. Die had mooi maar weer eens gelijk.

donderdag 26 februari 2015

Schoonheid

Ik sta in de badkamer. In mijn hand een fles reinigingsmelk.
“Hello Mirror, Guess My Age” schreeuwt het etiket me toe. Ik kijk naar mijn spiegelbeeld.

Ik begin bij mijn haar, kort en vol. Zo nu en dan ontwaar ik een grijze haar. Ik pak een pincet. Trek, weg.
Daarna zoek ik met mijn vingers het kleine witte streepje, net onder mijn haargrens. Een littekentje, opgelopen na een aanvaring met een kast. Mijn voorhoofd wordt hier en daar ontsiert door pigment. Ik gebruik factor 50, uit een klein doch prijzig flesje.
Daaronder mijn wenkbrauwen. Mijn blik blijft er lang op rusten. Na jaren van plukken is er niets meer van over. Permanente make-up brengt uitkomst. Fraai, maar de aanblik blijft herinneren aan moeizame tijden.
Ik kijk mezelf in de ogen. Donkerbruin, zoals die van mijn vader. Als hoogblonde kleuter bekoorde ik er al oudere Franse heren mee. Ik staar naar de wallen eronder. Sinds kort smeer ik speciale oogcrème. Helpt niks.
Ik bestudeer mijn neus met dat kleine wipje aan het eind. Mijn lippen zijn bleek en een beetje gebarsten. Mijn kin is niet bijzonder daadkrachtig. Daaronder weer een klein wit lijntje, deze keer door een botsing met een zwembadrand.
Mijn ogen dalen verder af, naar mijn hals en decolleté. De huid oogt vlekkerig. Als laatste kijk ik naar mijn borsten. Kleiner na twee baby’s.
Daar stopt de spiegel.

Guess my age.

Mijn gezicht weerspiegelt mijn leven in al haar aspecten.
Mijn wenkbrauwen hebben gefronst en zich verwonderd. Mijn ogen hebben geglansd van blijdschap en gehuild van verdriet. Mijn neus herinnert zich verse babyhuid en oma’s trappenhuis. Mijn mond heeft gesproken, geproefd en bemind. Mijn borsten hebben mijn baby’s mollig gezoogd.

Ik ben achtendertig.

vrijdag 20 februari 2015

Afvalscheidingshemel

"Jij komt nog eens in de afvalscheidingshemel", sprak mijn man een tijd geleden. Hij was sarcastisch. Ik voelde trots. Een engel te zijn in een milieuparadijs, het lijkt me wel wat.

Ik ben een fervent afvalscheider. In mijn keuken zijn drie vuilnisbakken. Eentje voor al het plastic materiaal. Een wat kleinere op het aanrecht voor al het keuken- en tuinafval. En dan is er nog de bak voor de rest. De rest is niet meer zoveel eigenlijk, want in de schuur staan de lege flessen (wegwerp én statiegeld), bij de voordeur hangt de tas voor oud papier. Het zakje met lege batterijen, kapotte lampen en printercartridges hangt in de trapkast. Uiteraard gaan verf en terpentine naar het milieustation van de gemeente.
Ik ben redelijk neurotisch aangelegd, dus afval scheiden gebeurt degelijk. Als ik een plastic zakje betrap in de restafvalemmer, daar per ongeluk gedeponeerd door een minder bewuste echtgenoot of onoplettende kleuter, dan gaat het eruit en in de juiste bak. Een klokhuis gaat, hoe klein ook, bij het groen. Dat papiertje om een theezakje? Bij het oud papier.
Veel producenten houden geen rekening met mijn dwangmatig afval scheiden. Ik heb een hekel aan papieren broodzakken met zo'n plasticje - die moet ik namelijk, net als vensterenveloppen, scheuren zodat elk onderdeel op zijn plek komt. De korstjes van de kaas vind ik ook lastig: is dat nou GFT, plastic of toch gewoon restafval?

Niet alleen met afval scheiden ben ik bewust bezig met het milieu, want dat is waar ik het allemaal voor doe: zodat mijn kindertjes later ook nog een klein beetje van de wereldbol kunnen genieten. Ik rijd ook heel bewust auto: op tijd doorschakelen, in de versnelling laten uitrollen, veelal op de cruise-control en bij een op oranje springend stoplicht in de verte alvast de voet van het gaspedaal en niet nog even gas geven.
Ik pak de fiets waar mogelijk. Ik heb altijd stoffen boodschappentasjes in mijn handtas, zodat ik nooit plastic tassen hoef te kopen en als ik ze ongevraagd toch krijg, geef ik ze terug. Ik koop zoveel mogelijk biologisch, in de hoop dat ik de aarde er een beetje plezier mee doe. Ik laat de wasmachine draaien op lage temperaturen en gooi, zeker in de zomer, heel weinig in de droger. Ik probeer een zo klein mogelijke 'footprint' op de aarde achter te laten.

Toch denk ik dat ik een plek op de eretribune van het milieuwalhala wel op mijn buik kan schrijven.
Want 's avonds, als het koud is, doe ik géén dikke trui aan. Dan ga ik níet met sokken en een pyjama aan naar bed. Ben je mal! Ik ga lekker lang en lekker warm douchen. Maar eerst zet ik mijn elektrische deken aan, zodat ik daarna, warm en voldaan, mijn bed in rol. Want kom zeg, mijn persoonlijke comfort gaat toch zeker wel voor het leefklimaat van de generaties na mij?

maandag 16 februari 2015

Laat het los


Ik heb een dochter. Ze is zes. Dus mijn huishouden barst al sinds eind 2013 uit  zijn voegen van Anna en Elsa. Je weet wel, van Frozen. Disney, prinsessen, winter, sneeuwpop: je kúnt het niet gemist hebben. Dagelijks, en soms vaker dan dat, klinken heldere musicalstemmen, net iets te hard, door mijn woonkamer, auto, keuken en zelfs badkamer. Ik ga er mee naar bed, word er mee wakker. "Laat het los, laat het gaan". Tot vervelens aan toe in mijn hoofd.
Maar het zet me aan het denken. Dat loslaten van Elsa.

Het is een cliché natuurlijk, maar het loslaten van je kinderen begint vanaf het moment dat je ze baart. De schaar in de navelstreng en hup, los van hun moeder. Het gaat geleidelijk, je hebt het haast niet door. Je brengt ze naar de crèche en je hebt geen idee van wat je kind heeft meegemaakt. Op dat moment kunnen ze het nog niet vertellen, en als ze eenmaal kunnen praten, vertellen ze het gewoon niet. "Wat heb je gedaan op school vandaag?" wordt steevast beantwoord met "o, gewoon" of met "vertel ik niet". Ze komen amper tot je middel en ze zitten zelfstandig op ballet- en zwemles.

Het loslaten heeft niet alleen betrekking op mijn omgang met mijn kinderen. Het betreft ook mijn gewoontes. Ik heb meer moeite met het loslaten van mijn eigen gebruiken, dan met het loslaten van mijn kinderen. Mijn kleuter liet ik laatst van school naar huis fietsen, iets wat haar vader mij niet in dank afnam. Maar al die bende in mijn huis? Knuffels, Barbies met garderobes waar je u tegen zegt, een eindeloze stroom aan kleurplaten of lege yoghurtbakjes die niet in de kliko mogen omdat mevrouwtje er nog mee wil knutselen. Dwangmatig ruim ik alles op, op de juiste plek, soms nog voordat het kind goed en wel is uitgespeeld. Na drie dagen verjaardagsfeest zou ik het liefst 's avonds nog de slingers opbergen.

Maar ik ben heus gegroeid in het loslaten, de afgelopen zes jaar. Zo kleedt mijn dochter zich soms aan in de meest woeste combinaties. Ik laat haar er gewoon in naar school gaan. Een tent van het gordijn in mijn woonkamer laat ik oogluikend toe. Ja, het kost me moeite. Maar ik weet dat mijn dochter, die in veel opzichten op mij lijkt, over 25 of 30 jaar ditzelfde proces meemaakt met haar kind, zoals mijn moeder dat met mij deed. Ook ik herinner me het gemopper van mijn moeder. Nu ben ik redelijk neurotisch wat opruimen betreft. Dus met dat opruimen van mijn dochter komt het heus nog wel goed. Tot die tijd laat ik het los. Al zij zich maar niet al te veel laat gaan.

maandag 9 februari 2015

Zorgen in perspectief


Het is net na zeven uur. We liggen nog in bed. Ik scan vlug het nieuws op mijn mobiel. Een foto van een op sterven na dood meisje verschijnt, een kleuter nog. Ebola. Ik kijk naar mijn dochter die nog even bij me is gekropen. Zij ziet de foto ook. Vraagt: "Wat is dat, mama?". Ik vertel over nare ziektes en gebrek aan hygiëne. Dat de mensen geen banen hebben om geld te verdienen. Zij zegt, bezig voor haar A-diploma: "En geen banen om te zwemmen". Ik knik, kus haar. "Precies lieverd, die ook niet".
Mijn eigen kleuter heeft nog geen weet van de oorlog in Syrie, van aanslagen in Parijs of een sterk dalende huizenmarkt. Ze heeft geen verantwoordelijke baan om haar hypotheek te betalen. Ze hoeft niet te werken aan haar huwelijk of zich af te vragen wat we vanavond weer eens zullen eten. Wat heerlijk licht en onschuldig is het kleuterbestaan eigenlijk. Wil dat zeggen dat ze geen zorgen kent?

Toch wel, blijkt als ik haar uit school haal. Ze huilt: het vriendinnetje vond haar tekening stom, en de jongens deden onaardig. Ik sta op het punt om het weg te wuiven. Om haar te zeggen dat het toch allemaal wel meevalt. Kom op joh, er zijn ergere dingen.

Maar ik doe het niet. Ik realiseer me iets: Haar zorgen passen bij haar leeftijd. Haar lengte zelfs. Daar staat ze dan, één meter 12. Klein meisje, kleine zorgen. Dan zie ik het opeens: haar lengte en haar zorgen zijn in verhouding. Misschien valt een gezonken boot met vluchtelingen op het eerste gezicht niet te vergelijken met een kwijtgeraakte knuffel - wel als je het afzet tegen je lengte in centimeters. Eigenlijk zou er een soort BMI moeten zijn voor zorgen: de Body-Worry-Index. Je zal zien, dat het bestaan van een kleuter heus niet zo meevalt.

zaterdag 7 februari 2015

Regels zijn er om te breken

Als ik aan mijn oude buurmeisje denk, komen er veel herinneringen boven. Over buitenspelen op het lege garageterrein achter onze huizen, over de opmaakpop die zij wél kreeg, over haar grote broer die plaatjes van Michael Jackson draaide op zijn zolderkamer. Maar ook over spelregels. En hoe zij die zich naar haar hand kon zetten. Ja, met voeten kon treden. In het bijzonder herinner ik me dat we Monopoly speelden. Ze kon niet tegen haar verlies, dat was duidelijk. Zo mocht ik opeens in de eerste ronde geen straten kopen, als het een beetje te mooi straatje was naar haar mening. Maar als zij bij een ander potje in de eerste ronde op een geweldige straat kwam, mocht het ineens wel. Ik kon met dit vrijelijk omgaan van de spelregels helemaal niet overweg. Mijn gevoel van rechtvaardigheid werd ernstig op de proef gesteld. Keer op keer pakte ik de spelregels erbij. "Kijk maar, hier staat het!" Ze gaven me houvast en in de meeste gevallen gelijk. Zij trok zich daar niks van aan. Ik werd op mijn beurt dan weer erg gefrustreerd door het niet kunnen behalen van mijn gelijk. Hoewel ouder en wijzer nu, blijf ik deze emotie maar al te goed kennen.

Nu heb ik een kind in de leeftijd van mijn oude buurmeisje en mezelf. Ze speelt graag spelletjes Van de meeste kent zij inmiddels de regels en spelen we zoals het hoort. Tot het moment dat zij zich realiseert dat de winst haar niet ten deel zal vallen. Dan gaat ze klieren. Meer stapjes zetten dan de dobbelsteen haar heeft toebedeeld. Zogenaamd per ongeluk wat pionnetjes omgooien of resoluut besluiten dat ze geen zin meer heeft. En ik? Dertig jaar later kan ik hier nog steeds bar slecht mee omgaan. "Ja hóór eens, we zijn dit begonnen en we maken dit af." Volgens de regels. Het lukt me niet te lachen en me te realiseren dat het kind pas zes is.
Nee, ze moet snappen dat het leven beheerst wordt door regels en wetten. Dat je anders geen vrienden maakt en je baas je de laan uitstuurt. Hup, in het stramien jij.

Maar soms word ik overvallen door een heel ander gevoel. Dan legt zij woorden van haar dominostenen en liggen opeens de namen van ons hele gezin op mijn vloer. Of wordt er met een kaartspel en een viltstift Twister gespeeld. Dan smelt mijn moederhart en ben ik trost op mijn kind dat zo goed out of the box kan denken en mogelijkheden ziet, waar ik slechts grenzen ervaar, mij opgelegd door de spelregels van de spellenfabrikant.