donderdag 26 februari 2015

Schoonheid

Ik sta in de badkamer. In mijn hand een fles reinigingsmelk.
“Hello Mirror, Guess My Age” schreeuwt het etiket me toe. Ik kijk naar mijn spiegelbeeld.

Ik begin bij mijn haar, kort en vol. Zo nu en dan ontwaar ik een grijze haar. Ik pak een pincet. Trek, weg.
Daarna zoek ik met mijn vingers het kleine witte streepje, net onder mijn haargrens. Een littekentje, opgelopen na een aanvaring met een kast. Mijn voorhoofd wordt hier en daar ontsiert door pigment. Ik gebruik factor 50, uit een klein doch prijzig flesje.
Daaronder mijn wenkbrauwen. Mijn blik blijft er lang op rusten. Na jaren van plukken is er niets meer van over. Permanente make-up brengt uitkomst. Fraai, maar de aanblik blijft herinneren aan moeizame tijden.
Ik kijk mezelf in de ogen. Donkerbruin, zoals die van mijn vader. Als hoogblonde kleuter bekoorde ik er al oudere Franse heren mee. Ik staar naar de wallen eronder. Sinds kort smeer ik speciale oogcrème. Helpt niks.
Ik bestudeer mijn neus met dat kleine wipje aan het eind. Mijn lippen zijn bleek en een beetje gebarsten. Mijn kin is niet bijzonder daadkrachtig. Daaronder weer een klein wit lijntje, deze keer door een botsing met een zwembadrand.
Mijn ogen dalen verder af, naar mijn hals en decolleté. De huid oogt vlekkerig. Als laatste kijk ik naar mijn borsten. Kleiner na twee baby’s.
Daar stopt de spiegel.

Guess my age.

Mijn gezicht weerspiegelt mijn leven in al haar aspecten.
Mijn wenkbrauwen hebben gefronst en zich verwonderd. Mijn ogen hebben geglansd van blijdschap en gehuild van verdriet. Mijn neus herinnert zich verse babyhuid en oma’s trappenhuis. Mijn mond heeft gesproken, geproefd en bemind. Mijn borsten hebben mijn baby’s mollig gezoogd.

Ik ben achtendertig.

vrijdag 20 februari 2015

Afvalscheidingshemel

"Jij komt nog eens in de afvalscheidingshemel", sprak mijn man een tijd geleden. Hij was sarcastisch. Ik voelde trots. Een engel te zijn in een milieuparadijs, het lijkt me wel wat.

Ik ben een fervent afvalscheider. In mijn keuken zijn drie vuilnisbakken. Eentje voor al het plastic materiaal. Een wat kleinere op het aanrecht voor al het keuken- en tuinafval. En dan is er nog de bak voor de rest. De rest is niet meer zoveel eigenlijk, want in de schuur staan de lege flessen (wegwerp én statiegeld), bij de voordeur hangt de tas voor oud papier. Het zakje met lege batterijen, kapotte lampen en printercartridges hangt in de trapkast. Uiteraard gaan verf en terpentine naar het milieustation van de gemeente.
Ik ben redelijk neurotisch aangelegd, dus afval scheiden gebeurt degelijk. Als ik een plastic zakje betrap in de restafvalemmer, daar per ongeluk gedeponeerd door een minder bewuste echtgenoot of onoplettende kleuter, dan gaat het eruit en in de juiste bak. Een klokhuis gaat, hoe klein ook, bij het groen. Dat papiertje om een theezakje? Bij het oud papier.
Veel producenten houden geen rekening met mijn dwangmatig afval scheiden. Ik heb een hekel aan papieren broodzakken met zo'n plasticje - die moet ik namelijk, net als vensterenveloppen, scheuren zodat elk onderdeel op zijn plek komt. De korstjes van de kaas vind ik ook lastig: is dat nou GFT, plastic of toch gewoon restafval?

Niet alleen met afval scheiden ben ik bewust bezig met het milieu, want dat is waar ik het allemaal voor doe: zodat mijn kindertjes later ook nog een klein beetje van de wereldbol kunnen genieten. Ik rijd ook heel bewust auto: op tijd doorschakelen, in de versnelling laten uitrollen, veelal op de cruise-control en bij een op oranje springend stoplicht in de verte alvast de voet van het gaspedaal en niet nog even gas geven.
Ik pak de fiets waar mogelijk. Ik heb altijd stoffen boodschappentasjes in mijn handtas, zodat ik nooit plastic tassen hoef te kopen en als ik ze ongevraagd toch krijg, geef ik ze terug. Ik koop zoveel mogelijk biologisch, in de hoop dat ik de aarde er een beetje plezier mee doe. Ik laat de wasmachine draaien op lage temperaturen en gooi, zeker in de zomer, heel weinig in de droger. Ik probeer een zo klein mogelijke 'footprint' op de aarde achter te laten.

Toch denk ik dat ik een plek op de eretribune van het milieuwalhala wel op mijn buik kan schrijven.
Want 's avonds, als het koud is, doe ik géén dikke trui aan. Dan ga ik níet met sokken en een pyjama aan naar bed. Ben je mal! Ik ga lekker lang en lekker warm douchen. Maar eerst zet ik mijn elektrische deken aan, zodat ik daarna, warm en voldaan, mijn bed in rol. Want kom zeg, mijn persoonlijke comfort gaat toch zeker wel voor het leefklimaat van de generaties na mij?

maandag 16 februari 2015

Laat het los


Ik heb een dochter. Ze is zes. Dus mijn huishouden barst al sinds eind 2013 uit  zijn voegen van Anna en Elsa. Je weet wel, van Frozen. Disney, prinsessen, winter, sneeuwpop: je kúnt het niet gemist hebben. Dagelijks, en soms vaker dan dat, klinken heldere musicalstemmen, net iets te hard, door mijn woonkamer, auto, keuken en zelfs badkamer. Ik ga er mee naar bed, word er mee wakker. "Laat het los, laat het gaan". Tot vervelens aan toe in mijn hoofd.
Maar het zet me aan het denken. Dat loslaten van Elsa.

Het is een cliché natuurlijk, maar het loslaten van je kinderen begint vanaf het moment dat je ze baart. De schaar in de navelstreng en hup, los van hun moeder. Het gaat geleidelijk, je hebt het haast niet door. Je brengt ze naar de crèche en je hebt geen idee van wat je kind heeft meegemaakt. Op dat moment kunnen ze het nog niet vertellen, en als ze eenmaal kunnen praten, vertellen ze het gewoon niet. "Wat heb je gedaan op school vandaag?" wordt steevast beantwoord met "o, gewoon" of met "vertel ik niet". Ze komen amper tot je middel en ze zitten zelfstandig op ballet- en zwemles.

Het loslaten heeft niet alleen betrekking op mijn omgang met mijn kinderen. Het betreft ook mijn gewoontes. Ik heb meer moeite met het loslaten van mijn eigen gebruiken, dan met het loslaten van mijn kinderen. Mijn kleuter liet ik laatst van school naar huis fietsen, iets wat haar vader mij niet in dank afnam. Maar al die bende in mijn huis? Knuffels, Barbies met garderobes waar je u tegen zegt, een eindeloze stroom aan kleurplaten of lege yoghurtbakjes die niet in de kliko mogen omdat mevrouwtje er nog mee wil knutselen. Dwangmatig ruim ik alles op, op de juiste plek, soms nog voordat het kind goed en wel is uitgespeeld. Na drie dagen verjaardagsfeest zou ik het liefst 's avonds nog de slingers opbergen.

Maar ik ben heus gegroeid in het loslaten, de afgelopen zes jaar. Zo kleedt mijn dochter zich soms aan in de meest woeste combinaties. Ik laat haar er gewoon in naar school gaan. Een tent van het gordijn in mijn woonkamer laat ik oogluikend toe. Ja, het kost me moeite. Maar ik weet dat mijn dochter, die in veel opzichten op mij lijkt, over 25 of 30 jaar ditzelfde proces meemaakt met haar kind, zoals mijn moeder dat met mij deed. Ook ik herinner me het gemopper van mijn moeder. Nu ben ik redelijk neurotisch wat opruimen betreft. Dus met dat opruimen van mijn dochter komt het heus nog wel goed. Tot die tijd laat ik het los. Al zij zich maar niet al te veel laat gaan.

maandag 9 februari 2015

Zorgen in perspectief


Het is net na zeven uur. We liggen nog in bed. Ik scan vlug het nieuws op mijn mobiel. Een foto van een op sterven na dood meisje verschijnt, een kleuter nog. Ebola. Ik kijk naar mijn dochter die nog even bij me is gekropen. Zij ziet de foto ook. Vraagt: "Wat is dat, mama?". Ik vertel over nare ziektes en gebrek aan hygiëne. Dat de mensen geen banen hebben om geld te verdienen. Zij zegt, bezig voor haar A-diploma: "En geen banen om te zwemmen". Ik knik, kus haar. "Precies lieverd, die ook niet".
Mijn eigen kleuter heeft nog geen weet van de oorlog in Syrie, van aanslagen in Parijs of een sterk dalende huizenmarkt. Ze heeft geen verantwoordelijke baan om haar hypotheek te betalen. Ze hoeft niet te werken aan haar huwelijk of zich af te vragen wat we vanavond weer eens zullen eten. Wat heerlijk licht en onschuldig is het kleuterbestaan eigenlijk. Wil dat zeggen dat ze geen zorgen kent?

Toch wel, blijkt als ik haar uit school haal. Ze huilt: het vriendinnetje vond haar tekening stom, en de jongens deden onaardig. Ik sta op het punt om het weg te wuiven. Om haar te zeggen dat het toch allemaal wel meevalt. Kom op joh, er zijn ergere dingen.

Maar ik doe het niet. Ik realiseer me iets: Haar zorgen passen bij haar leeftijd. Haar lengte zelfs. Daar staat ze dan, één meter 12. Klein meisje, kleine zorgen. Dan zie ik het opeens: haar lengte en haar zorgen zijn in verhouding. Misschien valt een gezonken boot met vluchtelingen op het eerste gezicht niet te vergelijken met een kwijtgeraakte knuffel - wel als je het afzet tegen je lengte in centimeters. Eigenlijk zou er een soort BMI moeten zijn voor zorgen: de Body-Worry-Index. Je zal zien, dat het bestaan van een kleuter heus niet zo meevalt.

zaterdag 7 februari 2015

Regels zijn er om te breken

Als ik aan mijn oude buurmeisje denk, komen er veel herinneringen boven. Over buitenspelen op het lege garageterrein achter onze huizen, over de opmaakpop die zij wél kreeg, over haar grote broer die plaatjes van Michael Jackson draaide op zijn zolderkamer. Maar ook over spelregels. En hoe zij die zich naar haar hand kon zetten. Ja, met voeten kon treden. In het bijzonder herinner ik me dat we Monopoly speelden. Ze kon niet tegen haar verlies, dat was duidelijk. Zo mocht ik opeens in de eerste ronde geen straten kopen, als het een beetje te mooi straatje was naar haar mening. Maar als zij bij een ander potje in de eerste ronde op een geweldige straat kwam, mocht het ineens wel. Ik kon met dit vrijelijk omgaan van de spelregels helemaal niet overweg. Mijn gevoel van rechtvaardigheid werd ernstig op de proef gesteld. Keer op keer pakte ik de spelregels erbij. "Kijk maar, hier staat het!" Ze gaven me houvast en in de meeste gevallen gelijk. Zij trok zich daar niks van aan. Ik werd op mijn beurt dan weer erg gefrustreerd door het niet kunnen behalen van mijn gelijk. Hoewel ouder en wijzer nu, blijf ik deze emotie maar al te goed kennen.

Nu heb ik een kind in de leeftijd van mijn oude buurmeisje en mezelf. Ze speelt graag spelletjes Van de meeste kent zij inmiddels de regels en spelen we zoals het hoort. Tot het moment dat zij zich realiseert dat de winst haar niet ten deel zal vallen. Dan gaat ze klieren. Meer stapjes zetten dan de dobbelsteen haar heeft toebedeeld. Zogenaamd per ongeluk wat pionnetjes omgooien of resoluut besluiten dat ze geen zin meer heeft. En ik? Dertig jaar later kan ik hier nog steeds bar slecht mee omgaan. "Ja hóór eens, we zijn dit begonnen en we maken dit af." Volgens de regels. Het lukt me niet te lachen en me te realiseren dat het kind pas zes is.
Nee, ze moet snappen dat het leven beheerst wordt door regels en wetten. Dat je anders geen vrienden maakt en je baas je de laan uitstuurt. Hup, in het stramien jij.

Maar soms word ik overvallen door een heel ander gevoel. Dan legt zij woorden van haar dominostenen en liggen opeens de namen van ons hele gezin op mijn vloer. Of wordt er met een kaartspel en een viltstift Twister gespeeld. Dan smelt mijn moederhart en ben ik trost op mijn kind dat zo goed out of the box kan denken en mogelijkheden ziet, waar ik slechts grenzen ervaar, mij opgelegd door de spelregels van de spellenfabrikant.